Definitie omschrijving
Op onze school willen wij aandacht schenken aan leerlingen die een bovengemiddelde tot hoge intelligentie hebben. Daarnaast kunnen deze intelligente leerlingen ook beschikken over een creërend denkvermogen.
We onderscheiden daarom in navolging van de SBD Midden-Holland en Rijnstreek (kortweg MHR) twee hoofdcategorieën “knappe” kinderen:

  1. Intelligenten: kinderen met goede intellectuele vermogens
  2. Begaafden: kinderen met een combinatie van goede intellectuele vermogens en duidelijk waarneembare uitingen van creërend denkvermogen.

Visie
Ieder kind heeft zijn of haar eigen intellectuele capaciteiten en ontwikkelt zich in eigen tempo, op eigen wijze en vanuit persoonlijke historie.
Het is nodig dat we bedenken dat elk kind een uniek schepsel van God is. Het kreeg zijn of haar talenten niet ter meerdere glorie van zichzelf, maar om dienstbaar te zijn in Gods Koninkrijk. Zo is elke gave ook een opgave. Als ouders en onderwijzend personeel houdt God ons verantwoordelijk voor hoe wij het kind hierin steunen en begeleiden. Wij zijn van mening dat je als leerkracht, leerlingen tegemoet moet komen in hun ontwikkeling en intellectuele capaciteiten. Dit geldt ook voor de intelligente en begaafde leerlingen.

De reguliere leerstof en de gebruikelijke begeleiding bieden deze kinderen onvoldoende uitdaging en ontwikkelingsmogelijkheden. De basis leerstof kan voor hen op een andere, soms gereduceerde manier worden ingezet en daarnaast kan gebruik worden gemaakt van andere uitdagende leerstof die aansluit bij hun niveau: verrijkend, verbredend of aanvullend. De begeleiding van deze kinderen kan behoorlijk verschillen. In het algemeen kan gesteld worden dat:

  • Intelligente leerlingen uitdagende leerstof en informatie waarmee zij verder kunnen nodig hebben en daarnaast aandacht.
  • Begaafde leerlingen vooral aandacht en begeleiding nodig hebben in combinatie met uitdaging, verdieping en verbreding.

Als leerkrachten zullen we het vaak complexe en soms tegenstrijdige gedrag van begaafde leerlingen moeten aanvaarden. (Overigens hoeven niet alle begaafde kinderen apart gedrag te vertonen.) Het is juist die aanvaarding die begaafde kinderen (net als ieder ander kind) hard nodig hebben. Voor deze kinderen geldt, net als voor de andere leerlingen op onze school, dat zij een positieve sociaal-emotionele ontwikkeling moeten kunnen doormaken binnen een vaste groep en dat zij zich competent en veilig voelen.

Een begaafde leerling zal nooit een ‘gewone’ leerling worden. Hij of zij is niet gehandicapt, maar wijkt wel af van het gemiddelde. Dat vraagt om aanpassingen van de omgeving, zoals het ook vraagt om aanpassingsbereidheid van het kind zelf. In samenwerking met ouders, leerlingen en MHR willen we recht doen aan deze groep leerlingen. Een exacte grens aangeven in getallen (IQ) willen we liever niet. Het kind zal een hoge intelligentie hebben, maar dat hoeft niet persé in een cijfer te worden weergegeven. Kinderen die meer aankunnen, mogen per definitie een breder onderwijsaanbod krijgen. Dit vereist vooral voor de begaafde leerlingen een manier van begeleiding die gericht is op relatie, coaching, het consequent zijn en het bieden van structuur.

Doelstellingen
De intelligente en begaafde leerlingen

  • worden aansluitend bij hun aard, kenmerken en capaciteiten begeleid;
  • voelen zich veilig en competent;
  • maken een goede sociaal- emotionele ontwikkeling door;
  • worden voldoende betrokken bij gezamenlijke lessen en activiteiten van de groep waarin zij zitten;
  • laten zien wat zij kunnen;
  • beheersen de reguliere leerstof;
  • krijgen voldoende uitdaging door middel van alternatieve opdrachten en zonodig andere, aanvullende leerstof;
  • werken vanuit een duidelijke structuur in de aanbieding van de leerstof;
  • kunnen zo zelfstandig mogelijk opdrachten uitvoeren.

Deze doelstellingen worden regelmatig door de leerkrachten op hun resultaten geëvalueerd.

Uitgangspunten bij het bieden van andere leerstof en begeleiding
Op het moment dat er alternatieve leerstof en begeleiding aan een leerling wordt aangeboden zijn er een aantal uitgangspunten waar de leerkracht rekening mee moet houden.

  • Het is de bedoeling dat het denkproces van de kinderen en een goede relatie worden geactiveerd.
  • Dit is niet mogelijk op ieder moment van de dag en bij ieder vak.
  • Er wordt naar gestreefd dat de momenten waarop dit wel gebeurt voldoende aanwezig zijn op een dag, zodat de leerling zich prettig voelt en met plezier naar school gaat.
  • Het is niet de bedoeling dat de leerling in een zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk kennis en informatie verwerft.
  • Het gaat vooral om toepassen en uitdiepen van leerstof en informatie, en om het uitdiepen van de relatie.

Onderkenning intelligente en begaafde leerlingen fase 1 t/m 4

Stappenplan fase 1 t/m 4 ´Onderkenning intelligente en begaafde leerlingen´ De Rank, Schoonhoven

  1. Signalering
    Aanmeldingsformulier
    Bij aanmelding vullen ouders gestandaardiseerde vragenlijst in. Hier kan eventueel uit worden afgeleid of het kind een ontwikkelingsvoorsprong heeft en op welk(e) gebied(en).

    Overdrachtsformulier peuterspeelzaal
    Het overdrachtsformulier van de peuterspeelzaal wordt nauwkeurig bekeken. Kinderen waarvan wordt aangegeven dat ze meer in hun mars hebben, zullen nauwlettend i de gaten gehouden worden.

    CITO toetsen
    De CITO resultaten van de toetsen Taal voor Kleuters en Ordenen zullen meegenomen worden in de signalering van eventuele intelligente en begaafde leerlingen. Deze toetsen vinden plaats aan het eind van elke fase.

    OVMJK
    N.a.v. de ingevulde OVMJK lijsten aan het eind van elke fase.

    Observaties groepsleerkracht
    Surplus kleuters signalering door alle partijen m.b.v. de (MHR)map begaafdheid voor peuters/kleuters en een kwadrantschets MHR.

    Bovenstaande signalen worden vastgelegd in de L.V.S.-map op het informatieblad ´schoolontwikkeling´.
  2. Gesprek met de intern begeleider
    Leerlingbespreking
    Na de signalering vindt er een gesprek plaats met de IB-er (leerlingbespreking). Daarna wordt er een plan van aanpak opgesteld door de groepsleerkracht/RT-leerkracht. Het betreft hier alleen een plan van aanpak voor de intelligente of begaafde leerlingen. Het plan van aanpak wordt met de ouders gecommuniceerd.
  3. Begeleiding
    Na de signalering wordt er in fase 1 t/m 4 overgegaan tot begeleiding, tenzij er tegenstrijdigheden bestaan over de intelligentie, het functioneren en/of het welbevinden van het kind. Bij tegenstrijdigheden vindt er overleg plaats tussen school (groepsleerkracht) en ouders. Er kan eventueel aanvullend onderzoek gedaan worden door een externe instantie (MHR). In overleg met ouders wordt beslist of dit een intelligentieonderzoek is en door wie dit onderzoek bekostigd zal worden. Er wordt door de groepsleerkracht alleen een hulpplan gemaakt als er sprake is van disharmonie. In andere gevallen wordt er met een plan van aanpak gewerkt.
  4. Evaluatie en voortgang
    Het hulpplan wordt na 8 weken geëvalueerd. Aan het eind van de periode wordt de evaluatie ingevuld door de groepsleerkracht op het hulpplan (onderste vak). Eventueel wordt de leerling besproken met de IB-er tijdens een leerlingbespreking. Het hulpplan wordt door de groepsleerkracht na evaluatie voortgezet, eventueel bijgesteld of afgesloten. De afspraken worden altijd vastgelegd in de L.V.S.-map (informatieblad schoolontwikkeling). De groepsleerkracht is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begeleiding en het voortgangproces.
  5. Overdracht
    Bij de overgang naar de volgende (fase)groep vindt er een overdracht plaats naar de volgende groep (gesprek tussen de leerkracht van de huidige en toekomstige groep). Hier wordt de afgesproken aanpak en werkwijze uitgelegd. De leerkracht van de volgende groep gaat verder met de afgesproken werkwijze, zodat er een ononderbroken voortgang in het geven van hulp naar het kind zal zijn.

Onderkenning intelligente en begaafde leerlingen fase 5 t/m gr. 8

Stappenplan fase 5 t/m groep 8 ´Onderkenning intelligente en begaafde leerlingen´ De Rank, Schoonhoven

  • Signalering
    – N.a.v. gegevens uit de onderbouw (aantekeningen L.V.S.)
    – N.a.v. observaties/vermoeden of intuïtie van de leerkracht
    – Leerlingen met goede schoolresultaten / groepswerk
    – Leerlingen met hoge scores op de CITO-toetsen (A+ en A-leerlingen)
    – Signalen van ouders over uitzonderlijk functioneren van het kind op 1 of meerdere gebieden
    – Erfelijkheid
    – ´Zij-instromers´ met goede schoolresultaten (volgens OKR)
    Signalering door alle partijen m.b.v.kwadrantschets MHR.

  • Gesprek met de intern begeleider
    Leerlingbespreking
    Na de signalering vindt er een gesprek plaats met de IB-er (leerlingbespreking). De kwadrantschets wordt door leerkracht en IB-er geanalyseerd. Daarna wordt er een plan van aanpak opgesteld door de groepsleerkracht voor de intelligente of begaafde leerling. Hierbij wordt zowel de leerling als zijn/haar ouders betrokken.

  • Diagnose
    Indien geen problemen wordt overgegaan tot begeleiding. (stap 4).

    Indien twijfel, onduidelijke gegevens of een meningsverschil tussen ouders en school wordt de kwadranttekening door school en ouders ingevuld. De uitkomst wordt met ouders en leerkracht besproken. Indien er tegenstrijdige gegevens omtrent de intelligentie zijn, kan door de MHR verder worden onderzocht en ganalyseerd. (kwadrantfoto).

    Als er zorgen zijn op het sociaal emotionele gebied kan de MHR een persoonlijkheidsonderzoek afnemen of verwijzen we door naar bureau Jeugdzorg of een particulier bureau.

  • Begeleiding
    Na de signalering en eventuele diagnose wordt er in fase 5 t/m groep 8 overgegaan tot begeleiding. Er wordt door de groepsleerkracht een plan van aanpak gemaakt op het standaardformulier.

  • Evaluatie en voortgang
    Het plan van aanpak wordt na 8 weken geëvalueerd. Aan het eind van de periode wordt de evaluatie ingevuld door de groepsleerkracht op het plan van aanpak (onderste vak). Eventueel wordt de leerling besproken met de IB-er tijdens een leerlingbespreking. Het plan van aanpak wordt door de groepsleerkracht na evaluatie voortgezet, eventueel bijgesteld of afgesloten. De afspraken worden altijd vastgelegd in de L.V.S.-map (informatieblad schoolontwikkeling). De groepsleerkracht is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begeleiding en het voortgangproces.

  • Overdracht
    Bij de overgang naar de volgende (fase)groep vindt er een overdracht plaats naar de volgende groep (gesprek tussen de leerkracht van de huidige en toekomstige groep). Hier wordt de afgesproken aanpak en werkwijze uitgelegd. De leerkracht van de volgende groep gaat verder met de afgesproken werkwijze, zodat er een ononderbroken voortgang in het geven van hulp naar het kind zal zijn.

  • De begeleiding in de groepen
    Begeleiding in fase 1 t/m fase 4
    De begeleiding in fase 1 t/m 4 is in principe binnen de reguliere begeleiding in de groep. De relatie met deze kinderen is van groot belang. Indien er bij een leerling in fase 1 t/m 4 behoefte is – n.a.v. het stappenplan – aan meer en anders kan er op een meer creërende wijze lesstof worden aangeboden:
    – moeilijker, meer inzichtvragen
    – meer gedetailleerd
    – meerdere oplossingen vragen of laten bedenken
    – Al spelend letters stempelen, schrijven en woorden en cijfers leren. We zullen wel altijd proberen meer te verbreden en te verdiepen in plaats van vooruit grijpen op leerstof van fase 5.
    – Eventueel versnellen (een fase= half schooljaar). Dit is sterk afhankelijk van o.a. de sociaal-emotionele ontwikkeling, motorische ontwikkeling en de intelligentie van het kind, ook afhankelijk van de grootte van de ontwikkelingsvoorsprong.

    Begeleiding in fase 5 t/m groep 8
    Ook in deze groepen is een goede relatie met de leerling van groot belang. Dit houdt ondermeer in dat het werk met de leerling vooraf wordt besproken. Er wordt eventueel met de leerling samen een planning gemaakt. Tussentijds vinden er gesprekjes plaats en wordt het werk geëvalueerd.

    Intelligente leerlingen
    – aantekeningen in LVS map (informatieblad schoolontwikkeling). Voor deze leerlingen wordt een plan van aanpak(=¬notitie) gemaakt.
    – voortoetsen bij rekenen en taal na 3 CITO A-scores
    – verminderen van de reguliere leerstof (wel de methode vasthouden), compacten.
    – De eigen leerkracht stelt met de kinderen de planning op. Eventueel met hulp van de RT-´er.
    – verrijken, verdiepen, verbreden. Er wordt afwisselend projectmatig en methodisch gewerkt.
    – maatjesleren, samenwerkend leren
    – de computer/internet kan worden ingezet.
    – er worden regelmatig evaluatiegesprekken gevoerd met de leerling. Het werk wordt nabesproken en regelmatig nagekeken.
    – De leerkracht geeft regelmatig feedback geven op het gemaakte werk. Aan de beoordeling wordt veel waarde gehecht. Op het rapport komt ook een beoordeling van het ´andere werk´.
    – de leerling doet regelmatig mee met de groep vanwege het sociale aspect.
    – presentatie in de groep van het ´andere werk´.

    Begaafde leerlingen
    – aantekeningen in LVS map (informatieblad schoolontwikkeling). Communicatie met ouders.
    – Alleen een hulpplan als er opvallendheden zijn in de ontwikkeling
    – voortoetsen bij rekenen en taal na 3 CITO A-scores
    – verminderen van de reguliere leerstof (wel de methode vasthouden), compacten.
    – Met de leerling een voorgesprek houden over interesses
    – Vooraf bespreken wat de leerling gaat doen en hoeveel tijd de leerling hiervoor denkt nodig te hebben. Samen een planning opstellen.
    – De eigen leerkracht stelt met de kinderen de planning op. Eventueel met hulp van de RT-´er.
    – verrijken, verdiepen, verbreden. Er wordt afwisselend projectmatig en methodisch gewerkt.
    – indien er uit een methode wordt gewerkt, mag de leerling er andere opdrachten bij maken of bedenken. De leerkracht hoeft zelf niet alles te bedenken, maar het mag juist door de leerling zelf bedacht worden, zodat er een eigen invulling gegeven wordt gegeven aan de lessen (beroep doen op het creërend denkvermogen)
    – maatjesleren, samenwerkend leren
    – de computer/internet kan worden ingezet.
    – er worden regelmatig evaluatiegesprekken gevoerd met de leerling. Het werk wordt nabesproken en regelmatig nagekeken.
    – De leerkracht geeft regelmatig feedback op het gemaakte werk. Aan de beoordeling wordt veel waarde gehecht. Op het rapport komt ook een beoordeling van het ´andere werk´.
    – de leerling doet regelmatig mee met de groep vanwege het sociale aspect.
    – presentatie in de groep van het ´andere werk´.

    Versnellen
    Wanneer blijkt dat een kind op cognitief én sociaal emotioneel gebied zijn/haar leeftijdgenoten ver vooruit is – waardoor het alle aansluiting mist – kan worden besloten tot versnelling. Dit kan ook het geval zijn als een kind emotioneel heel stabiel is, maar cognitief ver vooruit, waardoor de school weinig te bieden heeft wat betreft de leerstof. Indien blijkt dat een kind sociaal-emotionele problemen heeft als gevolg van onderpresteren (onvoldoende aansluiting en uitdaging/diepgang) kan versnellen ook een optie zijn.
    – Het versnellen doen we het liefst zo vroeg mogelijk. Waarom zo vroeg mogelijk?:
    – door didactische vaardigheden: in de onderbouw zijn deze minder complex dan in hogere groepen
    – door het groepsproces ((de relaties liggen in de onderbouw nog niet zo vast als in de midden- en bovenbouw).
    – Door gezag leerkracht (beslissingen worden door jongere kinderen makkelijker gerespecteerd dan door oudere kinderen)
    – Het versnellen kan op basisschool maximaal 2 maal in een fasegroep (een fase= half schooljaar) of 1 schooljaar (in de groepen 5 en hoger).
    – Aandachtspunten bij het versnellen zijn: cognitief surplus, didactische aansluiting, sociale aansluiting, emotionele aansluiting, geboortemaand, werkhouding en taakgerichtheid.
    – Versnellen gebeurt alleen als het kind er aan toe is en daarbij houden we rekening met de schoolsituatie (samenstelling en sfeer groep, maatjes / “sparringpartner”, draagkracht – draaglast leerkracht, aantal zorgleerlingen etc.) en de thuissituatie (stabiliteit, broertjes / zusjes in nieuwe groep?).
    – Versnelling is een individuele beslissing (per kind bekeken) en het is een beslissing van ouders, leerkracht en intern begeleider.
    – Het versnellen gaat altijd samen met verrijking.
    – De groepsleerkracht zorgt voor een begeleiding in het voortraject. (op niveau brengen, gewenningsperiode tijdens vrije activiteiten, bespreken van positieverandering)
    – Aan de nazorg wordt aandacht besteed. (evalueren van de positieverandering, verrijking van de leerstof)

    Contact met de ouders
    Ouders kunnen hun zorg ten alle tijde bij school neerleggen. Wanneer ouders vermoeden dat hun kind kenmerken vertoont van een intelligente of begaafde leerling kunnen zij dit kenbaar maken in een gesprek met de leerkracht. Informatie van ouders is belangrijk. Intelligente en begaafde kinderen kunnen op school gewenst gedrag vertonen, maar thuis veel signalen van frustratie en onderprestatie afgeven. De leerkracht zal onderzoeken of hier inderdaad sprake is aan de hand van het stappenplan ´onderkenning intelligente en begaafde leerlingen´.
    – Wanneer de leerkracht vermoedens heeft in de richting van een intelligent of begaafd kind, wordt dit in een gesprek met ouders uiteengezet. Er wordt gevraagd naar herkenning.
    – Bij problemen kan de MHR ingeschakeld worden om een diagnose te stellen of meer onderzoek te verrichten. In beide gevallen worden de resultaten met de ouders en de leerkracht besproken. De ouders worden dus nadrukkelijk betrokken bij het traject van de nadere diagnose.
    – Voor de begaafde en intelligente leerlingen wordt een plan van aanpak opgesteld. Voor kinderen met een disharmonische ontwikkeling wordt een hulpplan opgesteld. In beide gevallen wordt dit met de ouders gecommuniceerd op de reguliere ouderavonden.
    – Bij kinderen met een hulpplan dient een gesprekscyclus met de ouders door de leerkracht te worden opgezet. Besproken wordt het voortgangsproces en het sociaal emotioneel functioneren. Bij de evaluatie wordt besproken of de aanpak haalbaar is voor de leerkracht en aansluit bij de behoefte van de leerling. Deze gesprekken vinden – indien ouders dit zelf willen – 2 tot 4 maal per schooljaar plaats.
    – Ontstaan er problemen vanuit het kind of vanuit de begeleiding dan probeert de leerkracht dit eerst zelf op te lossen. Lukt dit niet, dan is de IB-´er de aangewezen persoon om met de leerkracht, ouders en eventueel de directie de problemen door te spreken.