Op deze pagina vertellen wij hoe onze leerlingzorg is opgebouwd. In onze school proberen we grote zorg te besteden aan het welbevinden van de kinderen. Zowel de zorg om ‘het leren’ als de ‘persoonlijke ontwikkeling’ vinden we daarbij belangrijk. We streven er naar dat de ontwikkeling van het kind zich zonder onderbreking kan voltrekken. Dit betekent dat er binnen het groepsgericht werken ook ruimte moet zijn voor verschillen in leertempo en niveau.

Concreet houdt dit in:

  • Binnen het groepsgerichte onderwijs is aandacht voor individuele verschillen.
  • Persoonlijke zorg voor uw kind, zodat het zich gelukkig voelt.
  • Waardering voor het werk waar uw kind zich op zijn of haar niveau voor heeft ingezet.
  • Eventuele aanpassing van de hoeveelheid of het niveau van de leerstof

Op die manier werken we aan een evenwichtige ontwikkeling van ieder kind gedurende zijn of haar basisschoolperiode. In de hoop dat het zich niet alleen gedurende die jaren ontwikkelt, maar zich er ook prettig bij voelt.

In de volgende stukjes willen we u daarom iets meer vertellen over:

  • De gewone zorg gedurende de basisschoolperiode
  • De zorg als blijkt dat de ontwikkeling verstandelijk of emotioneel niet soepel verloopt
  • De zorg om gezondheid en veiligheid

We volgen het verloop van de ontwikkeling door allerlei resultaten te verzamelen in het zogenaamde leerlingvolgsysteem. In dit systeem worden de vorderingen van alle leerlingen bijgehouden. In de zogenaamde ‘LVS-mappen’ worden ook gegevens opgenomen over het gezin, de leerlingbesprekingen, gesprekken met ouders, hulpplannen en de toets- en rapportgegevens van de verschillende jaren.

Het leerlingvolgsysteem
In het leerlingvolgsysteem leggen we van ieder kind de ontwikkelingen op onderwijskundig gebied vast. Voorop staat dat we de meeste ‘kennis’ van de kinderen opdoen door de dagelijkse omgang met hen. Daarnaast zijn er verschillende momenten om aan de hand van bepaalde criteria te observeren of te toetsen.

  • Voor de fasen 1-6 wordt het OVMJK (Ontwikkelingsvolgmodel Jonge Kinderen) gebruikt. De leerkracht let in het bijzonder op de aspecten: zelfstandigheid, relatie met kinderen, spelontwikkeling, motivatie, fijne motoriek, auditieve waarneming, ontluikende geletterdheid en gecijferdheid.
  • In de fasen 1-2-3-4 worden de CITO-toetsen ‘Taal voor Kleuters’ en ‘Ordenen’ afgenomen. In fase 5 wordt na 8 weken leesonderwijs ‘De eerste Leestoets’ afgenomen. Het accent ligt bij deze toets op het lezen van de eerste woordjes en een kleine tekst. Later in deze fase wordt voor het eerst de CITO leestoets (DMT) afgenomen.
  • Voor de fasegroepen 6-8 en de groepen 5 t/m 8 beschikken we momenteel over een leerlingvolgsysteem met tal van toetsen. Het betreft de volgende CITO-toetsen: de DMT (technisch leestoets), de TBL (begrijpend lezen), de SVS (spellingtoets) en de CITO rekentoets. Daarnaast worden jaarlijks de sociale emotionele ontwikkeling in kaart gebracht met de Licorlijst en een sociomatrijs.
  • In de groepen 6 en 7 wordt aan het eind van het schooljaar de CITO-entreetoets afgenomen. Daarbij worden de kennis en de vaardigheden getoetst op het gebied van taal, spelling, begrijpend lezen, rekenen en wereldoriëntatie. Deze toets geeft aan hoeveel uw kind de voorgaande jaren heeft geleerd en hoe dat zich verhoudt met andere leeftijdgenoten in ons land. Het kan voor de school een aanwijzing zijn op welke gebieden extra aandacht nodig is. De entreetoetsen zijn niet bedoeld als indirect advies voor het vervolgonderwijs, maar de resultaten geven wel een indicatie.
  • In groep 8 wordt in februari de CITO-eindtoets afgenomen met het oog op het vervolgonderwijs. Deze eindtoets geeft een goed beeld van de kennis en de vaardigheden van de kinderen, maar het zegt indirect ook iets over hun leervermogen (de intelligentie).

Het schooljaar is verdeeld in twee periodes van 20 weken. Dit sluit nauwkeurig aan bij het faseonderwijs. De meeste momenten zijn zo gekozen, dat de toetsen gebruikt kunnen worden voor het opstellen van het rapport. Het nummer in het schema geeft de week van die periode aan.

Verlengen, doorgaan af versnellen in de fasen
Aan het eind van een fase gaan de meeste kinderen ‘gewoon door’ naar de volgende fasegroep. Het kan echter ook voorkomen dat een kind wat ontwikkeling betreft nog niet toe is aan een volgende fase. In overleg met de ouders kan besloten worden om deze fase dan te ‘verlengen’. Daarnaast zouden kinderen die duidelijk een voorsprong hebben op hun leeftijdsgenoten en/of een enorme sprong voorwaarts hebben gemaakt in hun ontwikkeling, een fase kunnen ‘versnellen’.

Daarbij wordt naar meer gekeken dan alleen of een kind een bepaalde vaardigheid, zoals bijvoorbeeld het lezen van enkele woordjes, zich heeft eigen gemaakt. Juist de totale ontwikkeling, waaronder de sociaal-emotionele ontwikkeling, is zo belangrijk.

Overgaan of zittenblijven in groep 5 t/m 8
Het zittenblijven – zo denken wij – behoort in de bovenbouw nog wel tot de mogelijkheden. Doel van het zittenblijven is echter dat het kind zich gelukkiger voelt en de basisschool vervolgens gewoon of met een geringe aanpassing van het onderwijsprogramma kan afmaken.

In het geval een kind zou moeten blijven zitten proberen we u als ouders vroegtijdig te informeren en zo nodig voorzieningen te treffen om de verdere leerstof over twee jaar te verdelen. Dit om te voorkomen dat de werkdruk te hoog is of het kind het gevoel krijgt tijdens het tweede jaar hetzelfde te moeten doen als in het eerste jaar.

De verwijzing naar het vervolgonderwijs:
Om aan het eind van de basisschool tot een goed advies te kunnen komen voor de verwijzing naar het voortgezet onderwijs, is het belangrijk om een goed beeld te hebben van de schoolloopbaan. Daarom blikken we met behulp van het leerlingvolgsysteem, de toetsresultaten en de ervaringen van de leerkrachten uit de bovenbouw terug en stellen gezamenlijk een schooladvies op.

Daarbij vinden we de volgende zaken van belang:

  • De schoolresultaten van de laatste leerjaren
  • De relevante gegevens uit het leerlingvolgsysteem
  • De gegevens van de Cito-entreetoetsen uit de groepen 6 en 7
  • De werkhouding en de interesses van uw kind

Om de procedure voor wat betreft de schoolkeuze toe te lichten, ontvangen alle ouders van de kinderen uit groep 8 in oktober/november een uitgebreide brief betreffende de procedure. Eventuele vervolginformatie is te lezen op de website.

Vervolgens krijgen ze in dezelfde periode een voorlopig schooladvies op basis van het CITO preadvies. Ouders kunnen dan met hun kind(eren) in een vroeg stadium gericht scholen voor voortgezet onderwijs bezoeken.

In januari volgt dan op de ouderavond het schooladvies op basis van de hierboven beschreven interne analyses. Tijdens deze gesprekken ontvangt u het inschrijfformulier voor de desbetreffende school.

De inschrijfformulieren worden later op school verzameld en gaan dan samen met het algemene onderwijskundige rapport naar de desbetreffende school voor voortgezet onderwijs.

De uitslagen van de CITO-eindtoetsen worden later in een gesloten enveloppe aan de ouders verstrekt. Naar aanleiding van deze uitslagen vinden er nog eindgesprekken plaats als de Cito-uitslag sterk afwijkt van het schooladvies.

Uiteindelijk ontvangt u dan in april/mei een inschrijvings- of afwijzingsbericht. Resultaten:In deze Schoolgids zult u geen uitslagen, zoals de Cito-eindscore aantreffen. Dit is conform een afspraak met alle basisscholen in Schoonhoven.

In onderling overleg is besloten om onderstaande tekst in de diverse schoolgidsen op te nemen:

‘Vandaag de dag is de doorsneeklas een samensmelting van verschillen: hoog- en minderbegaafden, vluchtelingen en allochtonen bevolken dezelfde groep. En in het kader van Weer Samen Naar School (WSNS) wordt dat gezelschap steeds bonter. Kinderen met leerproblemen moeten immers ook op de basisschool terecht kunnen. Geen wonder dat de uitstroom van de kinderen naar de verschillende vormen van voortgezet onderwijs zeer divers kan zijn. Wij, de directeuren van de basisscholen in Schoonhoven, vinden dat je aan de hand van uitstroomgegevens de kwaliteit van een school niet kunt afmeten. Wij vinden het daarom niet zinvol ze te publiceren. Sterker nog: ouders zouden er verkeerde conclusies uit kunnen trekken. Uiteraard zijn wij bereid u de resultaten van ons onderwijs te laten zien. U kunt er altijd naar vragen. In een persoonlijk gesprek met u geven wij graag een toelichting.’

Natuurlijk zijn er ook nog andere resultaten die samenhangen met het onderwijsleerproces. We denken hierbij aan resultaten over:

  • De uitkomsten van het IST-rapport en ondernomen acties
  • De doorgevoerde aanpassingen in het onderwijsprogramma
  • De veiligheid op school
  • Het pedagogisch klimaat op school

Voor gegevens over deze onderwerpen verwijzen we u echter naar de jaarlijkse bijlage bij de schoolgids. Hierin staan immers alle jaarlijkse, actuele gegevens.

De extra zorg waar nodig
Soms vormen het gedrag, de prestaties in de klas of de uitslagen van de toetsen aanleiding om extra maatregelen te nemen. Dat gebeurt vaker dan men soms denkt. Ongeveer 1 op de 5 kinderen heeft tijdens de basisschoolperiode kortere of langere tijd extra aandacht nodig. Voor deze kinderen wordt een handelingsplan opgesteld. Hierin is naast individuele uitleg ook altijd extra oefenstof opgenomen die de leerling tijdens de les of thuis kan maken. Meestal volgt de leerling naast deze extra hulp het normale groepsprogramma.

Deze extra hulp wordt gegeven door de eigen leerkrachten en de remedial-teachers. Deze laatste groep heeft samen meerdere dagen per week beschikbaar om speciale begeleiding bieden. Zij beschikken over diverse materialen en onderwijsmethoden om de kinderen te helpen. Ook zijn er een aantal ‘zorgmoeders’ in school die voornamelijk kinderen met leesproblemen helpen. Dit gebeurt onder verantwoordelijkheid van de IB-er. Bij al deze hulp is het van groot belang dat de ouders achter deze extra aandacht staan en zoveel mogelijk meehelpen.

De extra hulp is als volgt georganiseerd: het schooljaar is in 4 perioden van 8 weken verdeeld, waarin leerlingen extra zorg kunnen krijgen. Na die 8 weken volgt in de 9e week een evaluatieperiode waarin bekeken wordt of het programma door moet gaan of beëindigd kan worden.

Ook komt het voor dat we de afspraak maken dat een leerling voor een bepaald vak met een aangepast programma gaat werken. Die leerling werkt dan via een eigen leerweg naar een eigen eindniveau.

Waar mogelijk laten we kinderen met dezelfde leerproblemen samen optrekken om steun aan elkaar te hebben. Doorgaans wordt zo’n bijzonder programma samengesteld in overleg met de begeleider vanuit het speciaal onderwijs.

Leerlingbesprekingen
De vorderingen van alle kinderen worden twee maal per jaar besproken in een leerlingbespreking met de groepsleerkracht en de intern begeleider. Tijdens zo’n bespreking gaan we na of de ontwikkeling van de kinderen naar wens verloopt. Daartoe gebruiken we de rapporten, toetsgegevens en uiteraard de ervaringen van de leerkracht. Bij structurele problemen wordt een hulpplan opgesteld. Het kind krijgt dan binnen de groep door de groepsleerkracht of buiten de groep door de remedial teacher extra ondersteuning. Deze extra begeleiding wordt met de ouders besproken.

Het kan zijn dat er een beroep wordt gedaan op externe deskundigen, zoals bijvoorbeeld de SBD of de ambulant begeleider van het speciaal onderwijs (PAB) Dit externe advies kan ertoe leiden, dat het kind buiten de groep extra hulp ontvangt.

Naast de twee leerlingenbesprekingen wordt er onder leiding van de intern begeleider ook eenmaal per jaar een groepsbespreking gehouden. Hier ligt de nadruk minder op het individu, maar op de groep als geheel.

Toelating van zorgleerlingen (LGF)

Soorten handicaps:
Op onze school zijn binnen het toelatingsbeleid alle kinderen welkom die behoren tot het normale voedingsgebied van de school. Onder ‘alle kinderen’ rekenen wij ook kinderen met een handicap, o.a. diegenen waarvoor een Leerling Gebonden Financiering van toepassing is.

We onderscheiden handicaps op 4 verschillende gebieden of combinaties van gebieden:

  1. visueel
  2. auditief en communicatief
  3. verstandelijk en lichamelijk
  4. gedrag en kinderpsychiatrie

Aanmelding
Ouders die een kind met een handicap willen aanmelden kunnen hiervoor contact opnemen met de schoolleiding. De volgende procedure wordt gehanteerd:

  1. De ouders hebben een gesprek met de schoolleiding en melden hun kind aan. Voorwaarde hierbij is dat ouders de grondslag en de identiteit van de school respecteren.
  2. De school vraagt gegevens op over het betreffende kind en wint desgewenst advies in.
  3. De mogelijkheden en onmogelijkheden van toelating worden in kaart gebracht.
  4. De school neemt een beslissing. Er wordt een keuze gemaakt uit: plaatsing, voorlopige plaatsing of afwijzing.
  5. De ouders worden (mondeling en schriftelijk) op de hoogte gebracht van de beslissing.

Overwegingen
Bij aanmelding wordt er onder andere op gelet of verwacht mag worden dat:

  • Het team het betreffende kind kan begeleiden zonder dat het kind of de andere leerlingen daardoor te kort komen.
  • Het betreffende kind, de andere kinderen en het team zich veilig kunnen (blijven) voelen.
  • Het onderwijsleerproces van het betreffende kind of van de overige leerlingen niet belemmerd zal worden.

Voorwaarden
Wanneer tot plaatsing wordt besloten, moet duidelijk zijn dat:

Voor de leerkracht waarbij het betreffende kind wordt geplaatst, tijd beschikbaar kan worden gesteld voor o.a. begeleiding, bijscholing, contacten met ouders en instanties.

  • De extra ontvangen formatieruimte benut wordt.
  • De ouders en de leerkracht elkaar van goede informatie voorzien.
  • De ouders gevraagd zal worden bij te springen indien nodig.
  • De Intern Begeleider regelmatig bij het overleg over het betreffende kind betrokken is.
  • Er afspraken zijn gemaakt over de begeleiding van het betreffende kind.
  • De ouders een zorgcontract dienen te ondertekenen.

Evaluatie
Met regelmaat zal bekeken worden of er voor het betreffende kind nog voldoende mogelijkheden tot ontwikkeling op de school aanwezig zijn. Door de manier waarop het kind zich ontwikkelt of door veranderende omstandigheden binnen de schoolorganisatie zou besloten kunnen worden te kiezen voor verwijzing naar het Speciaal Onderwijs.

Verwijzing naar een speciale school voor basisonderwijs
De eerder beschreven zorg heeft na de invoering van WSNS (Weer Samen Naar School) in het gehele basisonderwijs extra aandacht gekregen. De bedoeling van WSNS is om kinderen met leer- en/of gedragsproblemen langer binnen het gewone basisonderwijs te houden. Een enkele keer verwijzen we een kind, in overleg met de ouders, toch naar het speciaal onderwijs. Aan zo’n verwijzing is een heel proces voorafgegaan. Allereerst bieden we zelf extra hulp.

Als dit onvoldoende effect heeft, wordt de hulp van de SBD en het Speciaal Onderwijs ingeroepen. De zorgleerling wordt in overleg met de ouders aangemeld bij de zorgcommissie. Een medewerker van de schoolbegeleidingsdienst of een ambulante begeleider van het speciaal onderwijs observeert het kind dan of neemt een test af. Waar mogelijk wordt dan eerst nog geprobeerd met een aangepast programma te werken. Eventueel kan ook advies bij de schoolarts worden ingewonnen.

Wanneer verwijzing naar een speciale school voor basisonderwijs noodzakelijk blijkt, wordt er een uitvoerig onderwijskundig rapport naar de permanente commissie leerlingenzorg (PCL) gezonden. Deze commissie bepaalt dan of de leerling naar een speciale school voor basisonderwijs kan.

Bij al deze stappen wordt er overleg met de ouders gevoerd. Ouders dienen schriftelijk toestemming te geven voor aanmelding bij de zorgcommissie en om een onderzoek door externe deskundigen te laten afnemen. Het overleg vanuit onze school wordt gevoerd door de groepsleerkracht en/of de intern begeleider, onder verantwoordelijkheid van de directie.

Onze school is aangesloten bij het samenwerkingsverband Protestants Christelijk Basisonderwijs Gouda en omstreken. In dit verband werken 33 basisscholen en één school voor speciaal basisonderwijs (Park & Dijk te Gouda) samen om te zorgen voor een zo goed mogelijke begeleiding van kinderen met leer- en/of gedragsmoeilijkheden. In principe worden leerlingen met een verwijzing voor het speciale basisonderwijs geplaatst op een afdeling van Park & Dijk. Ouders houden echter het laatste woord als het gaat om de keuze van een school.

Videobegeleiding
Het komt in onze school regelmatig voor dat er foto en/of video opnamen worden gemaakt in de groepen. Dit kan om verschillende redenen gebeuren. Hoofdzaak is het coachen en professionaliseren van leerkrachten.

Dit hebben we gedaan in het kader van School Video Interactie Begeleiding (SVIB) waar onze school aan mee deed en in voorkomende gevallen zal blijven doen. SVIB is een methode van leerkrachtbegeleiding waarbij korte video-opnamen in de groep worden gemaakt met als doel leerkrachten te begeleiden bij hun onderwijskundige taak. Er worden slechts korte fragmenten gebruikt.

Belangrijke uitgangspunten zijn: de sfeer in de klas, hulp aan individuele leerlingen, de manier waarop de groep werkt, de manier waarop de leerkracht lesgeeft. De video-opnamen worden door de begeleider met de leerkracht besproken en samen gaan ze na hoe één en ander in de klas verloopt. Soms zullen er dingen worden veranderd.